Ik ben gek op kinderen. Ze zijn grappig, hebben veel fantasie, en zijn bovendien zo nieuwschierig dat ze weinig vrezen.

Vandaag was het kinderdag ofzo denk ik. Na mijn slaperige treinreis moest ik naar de metro, om hier verder te reizen naar m’n stage.

De vorige metro was gelukkig net weg, waardoor ik de maximale wachttijd mocht wachten, wat geloof ik neerkomt op 7 minuten. Voor zo’n lange tijd loop ik natuurlijk even naar een bankje, om daar verder mijn appel te nuttigen.

Tegenover mij twee mensen een een kind. Dat kind zat in de kinderwagen, waar het eigenlijk al te groot en te oud voor was volgens mij. Behendig klom hij eruit, zodat hij wat terrein kon ontkennen.

Zeer regelmatig keek hij naar mij, en hij kwam ook steeds dichterbij. Eerst een eindje naar mij, om het andere bankje eens te verkennen. Kun je daar ook op zitten? Ja hoor, dus kun je op zitten. En die ruimte tussen die twee bankjes dan, kun je daar tussen staan? Ja, ook dat is mogelijk.

En die gekke vierkantjes op de grond die van glas lijken, kun je die stuk stampen? *stamp stamp stamp*. Nee, dat gaat niet lukken. Misschien later, als ik groot ben.

Toen was het tijd om zijn knuffel te laten zien. Een beest met een kerstmuts op, waarschijnlijk was het een rendier ofzo. Hij kwam voor me staan, het beest voor zich uithoudend en riep “buik!”. Althans, daar leek het op, misschien bedoelde hij wel iets heel anders.

“Hoe heet je knuffel?” vroeg ik heel beleefd. Je moet natuurlijk wel een gesprek aanknopen wat een beetje op niveau is. Knuffels zijn volgens mij een hot item bij jonge kinderen, dus dit leek me geen slechte keuze.

“Buik!” riep hij nogmaals. Volgens mij begreep hij niet helemaal waar ik naar toe wilde, dus wellicht was de vraag toch nog iets te hoog gegrepen. Ondertussen begonnen zijn ouders steeds vaker zijn naam te roepen, want die meneer heeft er vast last van als je hem zijn knuffel laat zien.

De ouders vond ik ook een beetje vreemd, eerlijk gezegd. Een beetje het soort ouders waarvan je denkt dat ze helemaal nog niet toe zijn aan een kind. Dat ze liever nog elke week gaan stappen, en ook niet helemaal goed weten hoe ze zo’n kind moeten ‘handlen’. Maarja, je weet het natuurlijk nooit, hoe dat zit.

Toen de metro aankwam, werd het kind gecommandeerd om weer in het wagentje te gaan zitten, dus hij klom er even behendig als hij eruit was gekomen weer in. Toen gingen ze een deur verder dan ik de metro in, en was ik uit het oog en uit het hart van het kind.

Gelukkig kwam er een halte verder een negeriaanse vrouw (zeg ik dat goed?) binnen met een kind. Een leuk, mooi en vrolijk kind vond ik dat. Na een minuut of wat riep hij een keer “Da!” ofzoiets, waarop zijn moeder meteen begreep dat hij iets te drinken wilde.

Een proffesioneel flesje werd uit de tas getoverd, een soort dop er af, en uiteindelijk zat er zo’n speenvormig ding aan het eind waaraan het kind onbekommerd kon zuigen.

Na een tijdje had het kind genoeg, en begon een beetje met z’n hoofd te schudden toen de fles richting zijn mond kwam. Dat is natuurlijk duidelijke taal: ik mot niet meer!

Vlesje werd opgeruimd, maar het kind slijmde nogal uit z’n mondje. Dat vond ik dan weer minder smakelijk, en eigenlijk was dat ook het enige nadeel wat ik op dit moment kon bedenken aan dit kind.

Nadat hij zorgvuldig wat kledingstukken had ondergekwijld kwam ook zijn moeder er achter, en werd er wat weggeveegd. Zo, dat ziet er al een stuk beter uit zeg.

Misschien zat er wel een energie drink in z’n flesje, want hij begon nu vrolijk “Da da dee da do dee” enzo te roepen. Bij mijn weten betekent het niets, maar hij was druk aan het zwaaien en wijzen. Ook de knie van de overbuurman wilde hij aanraken, dat was blijkbaar een interessant stofje.

Nog een paar keer gegrinnik kon ik onderscheiden, voordat ik eruit moest omdat het aankomende metro station de mijne was.

Ik wil ook kinderen. Nu nog niet, maar ooit wil ik ze wel. Zo’n kleine dreumes lijkt me fantastisch, helemaal als het van jezelf is. Zodat je herkenning krijgt als je thuis komt enzo. Ja, dat wil ik wel! :-)