Het was vanochtend erg gezellig in de trein. Naast mij zat een schone Marit. Haar naam ving ik toevallig op. Niks aan te doen.

Nu dacht ik dus dat ik in het ghetto van Hoorn woonde. De Grote Waal staat hier namelijk nogal berucht om, schijnt het.

Okay… de buurjongen komt wel eens om een uur of 5 thuis met zijn autoradio aan, hard genoeg om het hele blok mee te laten genieten. En okay, als ik en mijn twee broertjes de stereo alledrie tegelijkertijd om 10 hebben zal het ook niet bepaald rustgevend zijn voor de buren.

Maar verder valt het toch wel redelijk mee geloof ik.

In Blokker is dat anders, zo weet ik nu. Een groep hangjongeren terroriseert daar de boel met scooters en auto’s. Zo waren ze afgelopen weekend door een aantal tuintjes gereden. En zo hebben ze mensen bedreigd. En standaard maken ze gewoon erg veel lawaai, de hele nacht door.

Okay, zo’n groepje heb ik ook wel eens gezien, denk ik dan. Ze zijn er ook wel hoor, in de Grote Waal, maar ze zitten volgens mij bij het basketbalveldje. Op een veilige afstand van mijn huis.

Ze schreeuwen wat en lachen wat, maar verder heb ik er weinig last van.

In Blokker is de groep zo’n 50 (!!) man groot. Althans, dat zeiden ze. Tuig, schorem, kleine criminelen, dat zijn het! Als Marit een jongetje was, dan wist ze het wel. Dan zou ze er wel een paar neerhoeken.

Daar kan ze echt niet tegen hoor, mensen die geen respect voor d’r hebben. Dat als ze er naartoe loopt om te zeggen dat ze eens normaal moeten rijden met die klote scooterdingen van ze, dat er dan een meisje van 15 haar “doos” noemt. Noujaaa, waar haalt ze het lef vandaan zeg?

En Marit heeft wel gelijk natuurlijk. Maar hey, als ze een ouder meisje geen doos durven te noemen, dan waren ze waarschijnlijk ook geen hangjongeren, en deden ze ook niet zo mans met een scooter. It’s all in the package. Van mensen die zich zo gedragen kun je volgens mij geen respect verwachten. En ook geen “oh, sorry, we zullen het niet meer doen. Sorry mevrouw” als je zegt dat ze op moeten tieften van die rotdingen.

Welkom in de grote boze wereld Marit. Wen d’r maar aan.